Holandês → Francês - onvolwassenheid 1. (ontwikkeling) immaturité (f) 2. (gedrag) enfantillage (m); puérilité (f) » Exemplos Próxima palavras em Holandês onvoorbereid onvoorbereid spreken onvoordelig onvoorspelbaar onvoorstelbaar onvoorwaardelijk onvoorzichtig onvoorzichtigheid onvoorzien onvriendelijk onvriendelijkheid onvrijgevigheid onvrijwillig onvruchtbaar onvruchtbaarheid onwaar onwaardig onwaarheid onwaarneembaar onwaarschijnlijk